Fotografie

Fotografie werd uitgevonden in de eerste helft van de negentiende eeuw. In die periode werd het prille medium vooral gebruikt voor een geposeerde registratie van speciale gebeurtenissen of belangrijke personen.

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde de techniek zich verder. Er werden voorzichtige stapjes gezet in de richting van kleurenfotografie. Dit was ook de periode waarin fotografie steeds meer werd gebruikt als artistiek medium.

Tussen 1890 en 1910 ontstond een stroming genaamd het ‘picturalisme’. Deze stroming was verwant aan de impressionistische schilderkunst. Men probeerde kenmerken van de schilderkunst toe te passen binnen de fotografie. Een bekend voorbeeld hiervan is te zien in het werk van Alfred Stieglitz.

Beeldtaal

Aan het begin van de twintigste eeuw gingen fotografen zich meer richten op modernistische stromingen, zoals het expressionisme, het dadaïsme en het kubisme. Binnen de fotografie ontstond nog iets speciaals; een unieke nieuwe beeldtaal. Door de komst van fotografen als Walker Evans en William Eggleston werd de wereld ineens heel anders bekeken.

In de jaren ’70 van de twintigste eeuw ontwikkelde deze beeldtaal zich verder na de 'New Topographics' exhibitie in New York. Hier kwam een werkwijze naar voren waarin de inhoudelijke component van de foto de primaire focus krijgt. Alledaagse zaken worden realistisch in beeld bracht. Zaken die zo alledaags zijn dat ze bijna niet meer opvallen.

Beeldtaal Galerij

project
project
project